HERE, mijn God, tot U riep ik om hulp,
en Gij hebt mij genezen. Psalm 30:3.
“Here, mijn God!” Niet vaag of algemeen, maar direct en persoonlijk, zo was de verhouding van David met zijn Heer. Maar zijn leven met God was verslapt, hij was zelfverzekerd geworden:
In mijn onbezorgdheid had ik gedacht:
ik zal nimmer wankelen. Psalm 30:7
Toen had God ingegrepen en was David ernstig ziek geworden. Die ziekte bracht hem tot bezinning en hulpgeroep. God genas zijn innerlijk en zijn lichaam.
Wat was het belangrijkst?